Baby Marie crasht. En mama ook.
Zondag, zalige dag vol zonneschijn. Ik ben thuis met Man en Baby Marie, Pauline is uit logeren.
Marie heeft genoten van haar bad en ziet eruit om in te bijten. Twee staartjes, guitiger dan ooit. Ze wrijft in haar ogen, klaar voor een buggy-dutje op weg naar de bakker. Als ik klaar ben en de deur van de kamer opendoe, schiet ze op me af. Ze kan sinds enkele dagen kruipen en laat geen gelegenheid onbenut. Ter hoogte van mijn benen ontdekt ze de lege wasmand die aan de trap staat. Voor ik besef wat er gebeurt, grijpt ze de mand en trekt ze zich met twee handen omhoog. De mand kantelt en begint de trap af te schuiven. Marie er achter aan. Het gaat veel te snel, ik buk me om haar tegen te houden, maar ze dendert al op haar buik naar beneden.
Voor de tweede keer in een half jaar tijd sta ik op de trap, en gil ik zonder stoppen.
Op het moment dat Marie over kop slaat, staat mijn hart stil. We zijn haar kwijt. We zijn haar kwijt, we zijn haar kwijt.
Ze eindigt onderaan de trap. In een vreemde bocht, ik zie bloed en een schedel die in twee gespleten lijkt. De ene helft van haar hoofd stopt niet met zwellen. Haar linkeroog wordt helemaal weggedrukt.
Even is het stil, dan begint ze te wenen. Man is daar en raapt haar op.
Ik kom van de trap, in shock. Ik tril. F** zo hard heb ik me nog nooit weten trillen. Twee seconden weet ik niet wat gedaan, dan neemt de automatische piloot het over.
Ik duw Marie in de maxi cosi, knal haar in de auto en vertrek naar spoed (zonder Manlief, why??!!).
Onderweg ben ik als de dood dat ze in slaap zou vallen en het bewustzijn zou verliezen. Ik tik op haar wangen, roep haar naam. Dan bel ik naar mijn zus. Als ik haar stem hoor, verlies ik het helemaal. Ik begin te schreeuwen tegen haar. Dat mijn kinderen een andere moeder verdienen. Dat ik mijn kinderen niet waard ben. Dat het nooit meer goed komt met mijn baby'tje. Mijn zus probeert er tussen te komen, me te kalmeren maar ik ben niet voor rede vatbaar.
Na een oneindige rit komen we op spoed aan. Ik kan niet stoppen met wenen en als ik een verpleegster zie, kan ik niet eens vertellen wat er gebeurd is. Ze neemt Marie uit mijn handen. Haar collega gaat op zoek naar een identiteitsbewijs. Ze plant me op een stoel en roept de trauma-dokter erbij. Hij stelt allerlei vragen en ik kan hem niets vertellen.
Uit de eerste onderzoeken lijkt het dat Marie OK is. Haar armen, benen, buik doen het goed, en ze vertoont geen tekenen van hersenschade. Ik kalmeer. Ik moet mijn verhaal aan de dokters, verpleegsters doen. Eén keer, twee keer, verschillende keren opnieuw. Ik schaam me dood. Ik ben mijn kinderen niet waard.
We blijven de hele dag in de kliniek. Met Marie lijkt het goed te gaan. Ze is rustig maar speelt wel. Ze ziet er superzielig uit met haar toegedrukte oog en kap in haar hoofd.
Bij mij blijft het filmpje waarin ze naar beneden glijdt, over kop gaat en op haar hoofd neerkomt zich op ‘endless repeat’ afspelen in mijn hoofd.
's Avonds blijft Manlief met Marie in het ziekenhuis, ik ga thuis slapen met Pauline.
Wat volgt is heel wazig. Ik herinner me amper hoe we thuis raken, in bed, op school, werk.
The day after, maandag 2 november, is een waas, een twilight zone.
Mijn lichaam op het werk, maar mijn hoofd bij de trap, de val, het ziekenhuis, bij Marie, mijn baby.
In mijn maag voel ik een baksteen, ik ben duizelig, ik kan me absoluut niet concentreren.
Op de middag ga ik naar huis. Ik maak een afspraak bij de dokter en kruip mijn bed in.
Ik weet dan nog niet dat ik er de komende drie maanden niet zal uitkomen.