17.30u - boven op de Berg waar mijn werk ligt
Wanneer ik 's avonds de zware buitendeur van mijn werk openduw, word ik gepakt door het kleurenspektakel in de lucht die boven onze oerlelijke parking hangt. De zon is net ondergegaan. De hemel staat nog even in brand maar in de hoeken van het overdekte terras schemert het al. Vanuit zo'n donker plekje word ik in de gaten gehouden. Ik zie de collega die er staat te roken niet, maar ik weet dat hij er is. Om de tien seconden licht zijn sigaret op en dwarrelt de rook in pluimen omhoog. Hij houdt zijn blik op mij terwijl ik nog-vlug-vlug plaatjes schiet van dit gouden avondgloren. Wanneer ik mijn tas aan mijn fiets hang en aan mijn achterlicht froemel dooft hij zijn sigaret, mompelt iets interessants over opschuivende zonnen en planeten en keert hij weer naar binnen. De deur valt met een klap dicht. * 17.45u - langs het water van onze stad Ik trap hard langs de Vaart. Donker aan de waterkant, licht aan de bedrijven-overkant. Het eerste wat ik zie zijn de grote quotes op de hoge muren van het creatieve bureau. Zwarte letters in funky fonts op spierwitte muren. Trendy, maar ik vind ze totaal niet catchy. Het tweede wat opvalt is het felle witte licht. Nep -tl, hard en absoluut ongezellig. En dan zie ik ze zitten, twintigers, dertigers, ze zijn met een stuk of tien. Ze zitten samen en toch weer niet. Ik zie ze staren naar hun schermen, koptelefoon op en geconcentreerd, ze werken hard - elk voor zich. Het is zes uur en het ziet er niet naar uit dat hier bijna naar huis wordt gegaan. Brrrr. Teveel herinneringen die naar boven komen. Ik fiets verder -- passeer de file. Tussen de chique bumpers ook een bus. Binnen een zwarte mama met een baby in haar armen. Ik zie haar lippen bewegen - ze praat, en lacht, steekt baby in de lucht. Hij komt weer neer en met haar mooie, volle mond kust zwarte mama het kindje plat. Ik vind het prachtig. * 17.50u - aan de brouwerij Ik kijk op, zoek mijn maan. In plaats daarvan zie ik een zwerm vogels in de lucht. Niet één, niet twee, niet tien. Wel minstens vijftig witte vogels draaien boven mijn hoofd. Ze zweven, maken geen lawaai. Ze zwermen naar de ene kant, gaan dan weer naar de andere. Zo sierlijk, natuurlijk, mooi. Ik stop en kijk naar boven. Gevaarlijk - want in het midden van een drukke fiets-snelweg - maar het moet nu even wel. Het schouwspel is magisch. Er stopt nog een fietser. En nog één en nog één. We staren naar boven, handen op het stuur en één voet op de trappers. Het is alsof de vogels zich van hun publiek bewust zijn, hun choreografie wordt almaar meer ingewikkeld, maar hun bewegingen blijven synchroon. Verbondenheid, alweer. Met het groepje stilstaande fietsers rond mij -- we moeten allemaal wel ergens zijn, maar dit gaat voor. En verbondenheid met die vogels. Want terwijl ik daar zo sta, me te vergapen aan de lucht, hoor ik maar één stemmetje in mijn hoofd. Opnieuw en opnieuw. Een stemmetje dat zegt dat ik vrij ben. Zo vrij als een vogel. Als al die vogels samen. * Noem me melig. Noem me zweverig. Noem me kitchy witchy en wishy washy. Het is nu eenmaal zo. Er zijn zo van die dagen. Dan ben ik hyperalert en zie ik meer dingen. Smeed ik weer plannen en ga goedgeluimd naar huis.
3 Reacties
12/12/2016 23:00:27
Dat is niet melig, dat is poëtisch.
Antwoord
caroline
14/12/2016 11:45:17
wat een mooie post!
Antwoord
Laat een antwoord achter. |
Over mijArchief
Augustus 2020
Categories
Alles
|