De rode boa (de veertjes-sjaal, niet het dier) ligt eenzaam en achtergelaten in een Leuvense goot. Restant van een vrolijk avondje uit. Wanneer ik hem probeer te ontwijken, word ik door een horde jonge mannetjes en vrouwtjes terug in het gareel geduwd. Vooruit, vooruit, geen tijd voor zijsprongetjes - en zeker niet op de fiets.
Ik snap het al. Ze hebben haast, nu nog wel, - de aula roept. Ja, ja, jaa ... ze zijn terug. Met honderden, duizenden, palmen 'de studenten' onze straten weer in. Ze zijn luid, en druk, en met gi-ga-veel. Ze komen in alle vormen en maten. Het zelfzekere lange meisje met de rode blouse, een mollig meisje met prachtig haar, de hipster met een vetkuif en de -echt waar - veel te korte broek. Krullenbol-met-bandana en kaalhoofd aan zijn zij. Bijna Madammekes en heel veel Stan Smiths. Ik zie ze graag. Ik heb zin om elk van die zevenendertigduizendtweeënvijftig stuks een knuffel en een schouderklopje te geven. Of toch aan de starters onder hen, zo in de eerste dagen van hun academiejaar. Ik ruik de onzekerheid en als je goed kijkt zie je dat ook het meisje met de rode blouse subtiel, maar systematisch-zenuwachtig, aan het puntje van haar kraag prutst. Dat hipster zijn ogen teveel en te snel heen en weer schieten. Dat krullenbol met zijn voet tikt en het mollige meisje haar jas toetrekt als wou ze zich verstoppen. Het is ook écht zo spannend allemaal. Het nieuwe leven dat ze binnen stappen. Ik wil ze toefluisteren dat het allemaal goed komt. Dat ik ook zo was. Hoe ik de eerste dag in die aula wenste dat ik een krant bij me had. Een grote, dikke, met veel bijlagen. Om me een houding te geven, om mijn onrustige handen te doen zwijgen, me achter te verstoppen. Ik was toen de krullenbol - wilde haren maar een klein en oeverloos verlegen hart. Ik voelde hoe ik meteen een label kreeg - alternativo, fuifbeest, flapuit - en me ernaar ging gedragen. Want na jaren en jaren onzekerheid vond ik het niet erg om als losbol gezien te worden. Het nam alvast een stukje onzekerheid over mijn onzekerheid, verlegenheid over mijn verlegen-zijn, weg. Want als de anderen mijn klein hart niet zagen - had ik er dan wel één? Of hoe zat dat juist? Met de jaren werden mijn haren tammer en mijn wurgende onzekerheid kleiner. Ik leerde dat hoe minder onzeker en verlegen ik me ging gedragen, hoe minder onzeker en verlegen ik ook echt werd. Ik groeide als mens, als student, als vriendin. Het kwam allemaal goed. En tegelijkertijd zag ik wat 'de unief' met anderen deed. Vrienden kraakte, ze met frustraties voor het leven opscheepte. En ook met hen kwam het goed. Anders, maar wel meer dan goed. Dat allemaal wil ik als een bezorgde moeder in hun jonge oren fluisteren. Ik doe het niet. Ik zit al lang weer in het gareel van de studentenstroom. * De boa ligt er nog. Een rode wurgslang met veertjes. En zo theatraal, daar in die grijze goot. Ik zie hem elke ochtend deze week, verzin er elke dag een ander verhaal bij en lees hem elke keer als metafoor van wat hij hopelijk is - het eerste laagje afgeworpen en achtergelaten onzekerheid van een verlegen student in Leuven. Als dat niet mooi is ... Ha ;-)
2 Reacties
|
Over mijArchief
Augustus 2020
Categories
Alles
|