Ik weet niet wie er bleker uitziet. De vrouw die de rolstoel voortduwt of de man die erin zit - een kartonnen spuugbakje in de aanslag, te grote pantoffels aan zijn blote voeten. Ik zoek zijn blik maar die staat op oneindig. De vrouw kijkt, aarzelt, zoekt haar weg in de gangen van één van 's lands grootste ziekenhuizen. Ik kruis ze, zelf op weg voor een boodschap in het winkeltje.
Want dat is wat ik doe. Ik spaar ze op, de tripjes van mijn eigen werkplek naar het aanpalende ziekenhuis. Een brood, een kaartje voor een collega, een vergeten boodschap; ik mag van geluk spreken dat het ziekenhuis een dorp op zich is met een winkeltje waar ik altijd terecht kan. Maar niet alleen dat. Op gewone dagen ben ik te lui om de wandeling van de ene kant naar de andere te maken. Op slechte dagen niet. Dan weet ik dat mijn tripjes me van pas komen. Zit mijn hoofd weer in de prut, is mijn dag een ramp of heb ik last van Blue Monday -- ik trek erop uit. Ik ga de trappen af en begeef me in het labyrint richting Groot Ziekenhuis. Naarmate ik mijn bestemming nader, kijk ik al wie ik kruis in de ogen. De man in de rolstoel, het kind-met-grote-ogen aan een draderig infuus, de schuifelende twintiger in een veel te grote beige pyamabroek, een wanhopige moeder met opgestoken haar en zwarte kringen onder haar ogen. Ik zie ze allemaal. En daar en dan, precies op het moment waarop onze ogen in elkaar haken, doe ik het. Ik schiet ik mijn wens af en bid heel hard -- Dat ze het goed mogen doen. Dat ze peace of mind mogen kennen. Dat ze veel beter mogen worden. Maakt niet uit wat ze voor hebben of waarom ze hier zijn. Beng. Van mijn hart naar dat van hen. Ik zie ze natuurlijk nooit meer terug. Ze worden opgeslokt door de gangen en de duizenden kamers die het ziekenhuis telt. Hun verhalen nemen ze mee achter drie rijen deuren. Weg zijn ze en ik weet het dus niet. Ik weet niet of mijn schietgebedjes aankomen. Ik weet niet of het hen helpt. Maar ik voel wel wat het met mij doet. Zoveel patiënten, zoveel gekruiste blikken, zoveel dosissen zelfrelativering. Eén tripje naar het winkeltje en al mijn kommer en kwel geslonken, petieterig klein, lachwekkend futiel. Ik koop mijn bruin boerenbrood en wanneer ik weer achter mijn computer kruip, voel ik me weer heel bewust. Hoofd leeg. Alert. En dankbaar, dat ook.
1 Reactie
|
Over mijArchief
Augustus 2020
Categories
Alles
|